Constantijn Huijgens vroeg zijn zoon Christiaan om een toverlantaarn te sturen naar het Franse hof. Christiaan stuurde een toverlantaarn met tegenzin, hij liep liever niet te koop met deze uitvinding die hij zelf niet erg serieus nam. Anderen zagen wel meteen de magie en het belang van deze voorloper van de hedendaagse beamer, de uitvinding werd dan ook een groot succes. In de achttiende eeuw waren toverlantaarns exclusief. Tsaar Peter de Grote bestelde er een bij de Leidse firma Musschenbroek die lantaarns van de allerhoogste kwaliteit maakte (op de tentoonstelling is er een te zien).
Voor mij was het uitgangspunt voor het tentoonstellingsontwerp het magische voelbaar te maken. In de besloten ruimtes zijn naast lantaarns en toverlantaarnplaten uit de unieke collectie van De Lakenhal interactieve projecties van Rnul te zien. Ook is er een ‘erotisch kabinet’. Door een klein hendeltje kon de bediener van de lantaarn de plaatjes heen en weer bewegen, waardoor paartjes elkaar hartstochtelijk leken te beminnen. Van deze erotische platen zijn er nog maar heel weinig, ze zijn verloren gegaan of gecensureerd, ook dat laatste is op de tentoonstelling te zien.