Volgens Vincent Icke zijn er twee soorten genieën: gewone genieën en tovenaars. De eerste soort is als je erg je best doet nog te begrijpen. De tovenaars laten je hoe dan ook perplex staan. Albert Einstein was een tovenaar. Zijn briljante brein zat verpakt in een prachtige, markante kop. Ook was hij goed in oneliners, talloos zijn de van hem bekende uitspraken. Tezamen zijn dit ingrediënten om de mythe rond zijn persoon springlevend te houden, nog altijd!
Aanleiding voor de tentoonstelling ‘Einstein & Friends’ in Museum Boerhaave was de honderdste verjaardag van de Algemene Relativiteitstheorie. De tentoonstelling belicht de Leidse periode van Albert Einstein en zijn vriendschappen met collega’s als Lorentz en Ehrenfest. Vrienden die de kennis hadden om hem soms tegen te spreken, die hem verder hielpen waar ze konden, en waarmee hij tussen de bedrijven door graag muziek maakte.
In de tentoonstelling zijn documenten, objecten, foto’s en filmfragmenten te zien en Einstein speelt – in de zichtas – letterlijk de hoofdrol. Eén van die documenten is het identiteitsbewijs dat hem in 1920 aanvankelijk door de Nederlandse Vreemdelingendienst werd geweigerd omdat hij ‘met een rode gravin zou hokken’. Maar dat bleek om een andere Einstein te gaan. Pas toen die persoonsverwisseling was opgehelderd en er vanuit de Leidse Universiteit een brief met ‘Professor Einstein doet niet aan gravinnen’ was gestuurd, kon Einstein in Leiden zijn inaugurele rede houden.